- Behandelen van computerprogramma's die nodig zijn voor het verwerken van informatie die van belang is in de biotechnologie. - De fundamentele logische systemen voor het zoeken naar gegevens in de moleculaire biologie en navigatiehulpmiddelen opsommen en beschrijven. - Onderscheid en voer de nodige acties uit om annotaties in specifieke talen te herkennen en aan te passen. - De belangrijkste componenten van een computer, de randapparatuur en de software uitleggen op basis van hun functie en bruikbaarheid in de biotechnologie. - De fundamentele logische systemen voor het zoeken naar gegevens in de moleculaire biologie en navigatiehulpmiddelen opsommen en beschrijven. - Onderscheid en voer de nodige acties uit om annotaties in specifieke talen te herkennen en aan te passen. - Verbind operaties met verschillende databases, identificeer hun interoperabiliteit en vergelijk records. - Bepaal de juiste waarden bij het uitvoeren van de zoekopdracht, integreer de juiste ondersteuningstools en grafische weergaveprogramma's en voer deze efficiënt uit. - Bouw elementaire annotaties voor het lezen van eiwit- en nucleïnezuursequenties. - Verbind operaties met verschillende databases, identificeer hun interoperabiliteit en vergelijk records. - Bereid de bestandsstructuur en bestandssystemen voor volgens eerder vastgestelde eisen. - Documenteer de gebruikte parameters, de verkregen resultaten en, indien nodig, de systeemaanpassingen. - Identificeer de verschillende soorten geheugen waaruit de computer bestaat. - Definieer het concept van microchip. - Identificeer de kenmerken van het cachegeheugen en de verschillende soorten geheugen die er bestaan. - Noem de belangrijkste kenmerken van harde schijven. - Breng de verschillende draagbare apparaten in verband met de acties die verband houden met de opslag van informatie. - Beschrijf hulpmiddelen voor genoomanalyse. - Voer genoomvergelijkingen uit om waargenomen verschillen te identificeren en op te slaan. - Beschrijf en identificeer de verschillende computationele methoden die het meest gebruikt worden in de bio-informatica. - Beschrijf en gebruik optimalisatieprocessen en genetische algoritmen om identificatietaken te vergemakkelijken. - Beschrijven en documenteren van verschillende fylogenetische reconstructiemethoden. - Beschrijf de methoden voor het analyseren van big data in functionele genomics en proteomics. - Identificeer de procedures voor het vergelijken van eiwitstructuren. - Beschrijf en gebruik de meest gebruikte methoden voor het voorspellen van de lineaire structuur van eiwitten. - Vertegenwoordig de methoden voor het passen tussen eiwitten, en tussen kleine moleculen en eiwitten.